Ieder kind is uniek. Allemaal hebben ze andere verwachtingen en wensen, ook als het gaat om kinderopvang. Integrale opvang, in één lijn met het onderwijscurriculum, komt steeds meer op. Maakt integrale opvang kinderen daadwerkelijk gelukkiger?
Wat dankzij ons kan, zegt iets over ons
Elk stuk speelgoed, elk voor kinderen ontworpen gebouw, en iedere visie op ontwikkeling zit boordevol pedagogiek. Hoe wij over pedagogiek denken is een afspiegeling van onze maatschappij, en daarmee gebaseerd op meningen en opvattingen. Deze opvattingen zijn onderhevig aan verandering. Het aanbod verandert op de golven van de vraag. Bijvoorbeeld de vraag hoe we nadenken over integrale opvang en onderwijs, en dit het beste kunnen vormgeven; het liefst met één visie, onder één dak, voor ieder kind van 0 tot 12 jaar.
Net de brede school, maar meer
Maar wie heeft hier precies baat bij? Samenwerking tussen opvang en onderwijs is goedkoper dan als beiden gescheiden zijn. Met grote verwachtingen ontstonden enorme gebouwen voor verschillende soorten scholen, met gezamenlijke faciliteiten. Ongetwijfeld zijn er veel brede scholen waar samenwerken gelukt is. Maar je ziet vaker dat het samenwerken vooral bestaat uit het hebben van hetzelfde adres. Bij integrale kinderopvang moet dit anders.
Kinderopvang en onderwijs denken anders over geld en over meetbare prestaties. Kinderopvang is voor ondernemers en onderwijs voor overheidsdienaren. Verschillen in geldstromen leiden ook tot verschillend beleid: leren versus spelen of spelen om te kunnen leren als je daar aan toe bent. Maar ook in het belang van kinderen moet er meer mogelijk worden. Integrale kinderopvang wil immers voorkomen dat kinderen een speelbal kunnen zijn van verschillende kwaliteiten, mogelijkheden en visies, tussen kinderopvang en school. Dit zijn sterke praktische en financiële argumenten voor integrale opvang. De aarzeling of dit wel zo leuk is voor de kinderen zelf lijkt dan ook op emoties, en niet op feiten, gebaseerd.
Een kindertijd onder één dak
De grote veranderingen, van baby naar peuter, peuter naar kleuter, kleuter naar schoolkind, bestaan straks dus vooral uit het les krijgen in een ander lokaal. De kinderen om je heen, de juf of meester en de gemeenschappelijke activiteiten blijven gelijk. Een hele kindertijd vindt plaats onder één dak. Natuurlijk zal integrale kinderopvang kindvriendelijk zijn met alle denkbare voorzieningen. Toch doet het mij denken aan een attractiepark waar je niet zelf hoef te verzinnen wat leuk zou kunnen zijn om te gaan doen. Uiteraard zal de hoeveelheid fysieke ruimte die kinderen krijgen in de zin van vierkante meters en het aantal uren veelzijdig en inspirerend zijn, maar hoeveel ruimte krijgen ze nog voor het spelen met hun eigen speelgoed, zo lang als ze willen, op hun eigen manier, in hun eigen omgeving? Hoeveel ruimte – letterlijk en figuurlijk – gunnen we kinderen in hun eigen kamer, huis of buurt? Wat gebeurt er met de o zo belangrijke ruimte om te dwalen, om de eigen aard te ontwikkelen? Het is de vraag voor wie integrale opvang het beste is: voor bestuurders, boekhouders, politici, projectontwikkelaars, of de kinderen zelf?
Auteur: Marianne de Valck is eigenaar van Adviesbureau Spelen en Speelgoed, dat informatie over spelen en speelgoed vanuit pedagogisch perspectief biedt aan ouders, vrijwilligers en professionals.