Geplaatst op 18-06-2019
Met de toename van de rekenkracht van onze computers nemen ook de mogelijkheden om kinderen te volgen toe. “Kidswatcher”, bijvoorbeeld, is een app waarmee ouders op ieder moment van de dag kunnen zien waar hun kind zich bevindt. Best handig, zeggen sommigen. Anderen zien zulke apps als een risico en houden zich er verre van. Waar komt onze drang vandaan om te willen weten waar kinderen mee bezig zijn als papa en mama niet meekijken?
Wat kunnen we met technologie?
In Trouw van 6 februari 2019 stond een artikel waarin ouders aan het woord kwamen over de maatregelen die zij hadden genomen om hun kinderen in de gaten te kunnen houden. Tegenwoordig zijn er apps waarmee je de schoolcijfers en afwezigheid van je kind kan bijhouden, mee kunt kijken in je kind z’n telefoon, de locatie van je kind in ‘real time’ te volgen, of op afstand kunt meeluisteren met de gesprekken die je kind in jouw afwezigheid voert. Dit soort volgmethoden waren 10 jaar geleden nog verre toekomstmuziek en zijn nu zo ongeveer aan de orde van de dag. De vraag is dan ook makkelijk gesteld of we met z’n allen wel de juiste weg zijn ingeslagen.
Black Mirror.
Je hebt natuurlijk altijd baas boven baas: in een aflevering van de Netflix-show Black Mirror (Arkangel, seizoen 4, aflevering 2), waarin de gevolgen van nieuwe technologische ontwikkelingen tot in het extreme in beeld worden gebracht, krijgen ouders de mogelijkheid om een chip in het hoofd van hun kinderen te implanteren waarmee zij het netvlies van hun kind kunnen bedienen. Zo werd het mogelijk om bijvoorbeeld een gewelddadige scène uit een film, of zelfs het blaffen van een hond voor het kind onzichtbaar te maken. Natuurlijk liep dit idee in de aflevering uit de klauwen: zonder de clou te willen verpesten, het loopt niet goed af.
Ver van mijn bed?
Hoewel dit scenario wellicht nog klinkt als een ver-van-mijn-bedshow, het zal niet lang meer duren voordat zulke technologieën zijn ontwikkeld en toepasbaar zijn. Sterker nog, in China is een vergelijkbaar nachtmerriescenario al werkelijkheid geworden. De “smart classroom behavior management systems”’, die voor het eerst worden uitgeprobeerd op school nummer 11 in Hangzhou, registreren gezichtsuitdrukkingen van kinderen om te analyseren of ze hun aandacht erbij houden in de klas. Doel van deze “Big Brother is watching you”-achtige technologie is bedoeld om “de interactie tussen leerkrachten en kinderen te bevorderen, en om de concentratie van kinderen te verbeteren”. Vanuit China kwam er een beetje kritiek op het plan, maar ook veel bijval. De eerste resultaten van het experiment waren volgens de schooldirecteur in Hangzhou positief: “na een proefperiode van een maand leerden de studenten om de volgmethoden te accepteren, en hebben ze hun gedrag verbeterd”, aldus de directeur. Het lijkt er dus op dat dit experiment wordt uitgebreid. Wellicht zal het systeem binnenkort dus op iedere school in China te vinden zijn.
‘Met de toename van het aantal apps waarmee we zekerheid lijken te krijgen over hoe het met onze kinderen gaat, wordt de verleiding om meer en meer te spioneren wel erg groot.’
Natuurlijk is Nederland China niet, en is dit een extreem voorbeeld waar we in Nederland weinig oren naar lijken te hebben. Maar met de toename van het aantal apps waarmee we voor een prikkie zekerheid lijken te krijgen over hoe het met de kinderen gaat, wordt de verleiding om meer en meer te spioneren wel erg groot.
Wat te doen?
Ouders hebben vaak de neiging om te willen weten of het goed gaat met hun kind. Dit is een heel natuurlijk proces dat naarmate het kind opgroeit van aard verandert. Tegelijkertijd is toezichtsloos spelen ook altijd deel geweest van opgroeien. Een kind dat soms op zichzelf is aangewezen leert dat papa en mama af en toe niet dicht in de buurt zijn om hulp te verlenen, en heeft geen keuze dan zelf tot oplossingen te komen. De ouders van nu zijn allemaal zelf zo opgegroeid, simpelweg omdat de technologische middelen tot op heden niet beschikbaar waren om (semi)-permanent toezicht te houden.
Vanuit school en de niveaus daarboven (gemeente, provincie, overheid, enzovoort) is dezelfde neiging te bespeuren. Zoals het voorbeeld uit China aangaf, de verleiding is groot om technologie in te zetten om kinderen beter op te laten letten of beter mee te laten doen in de klas. Tot op zekere hoogte is dit te rechtvaardigen: door de voortgang op school van een kind bij te houden krijg je inzicht in waar het kind achter- of voorloopt en kun je snel ingrijpen bij eventuele problematiek.
Je kunt makkelijk te ver gaan.
Je kunt makkelijk te ver gaan Maar het is veel te makkelijk om hier te ver in te gaan. Een kind straffen omdat een camera detecteert dat hij of zij wegdroomt tijdens de les is absurd: dit zegt immers niks over de oorzaak van het wegdromen. Wellicht heeft het kind slecht geslapen, vindt het aardrijkskunde saai, of is de leerkracht niet inspirerend genoeg. Allemaal legitieme redenen voor introspectie vanuit de school en/of de mensen die het curriculum hebben geschreven.
‘De discussie moet gaan over waar de grens van technologische ontwikkeling in de ontwikkelomgeving van kinderen moet komen te liggen.’
Volgmethoden leggen in het slechtste geval dus de verantwoordelijkheid voor “gepast” gedrag tijdens de les bij het kind, dat op zijn of haar beurt stress ervaart van het continu worden gevolgd. Dit leidt vanzelfsprekend tot faalangst en enorm veel onnodige onzekerheid. Technologie kan van veel nut zijn in het onderwijs en in de ontwikkelomgeving van het kind. Software als Snappet, bijvoorbeeld, geeft directe feedback bij het oefenen van rekensommen en controleert de spelling. De leerkracht kan op een centraal scherm zien welke vorderingen kinderen maken, en waarmee zij moeite hebben. Dit kan een enorm handige tool zijn voor leerkrachten om hun onderwijs mee te verbeteren. Naast deze didactische tools zijn er bijvoorbeeld ook digiborden, en talloze andere toepassingen van technologie die kunnen helpen in het onderwijs.
Dialoog.
Wat ons betreft moet de discussie dan ook gaan over waar de grens van technologische ontwikkeling in de ontwikkelomgeving van kinderen moet komen te liggen. Laten we de dialoog aangaan over waar we de grens willen trekken. Het lijkt ons geen goed idee om altijd te willen weten waar je kind mee bezig is. Zelf verantwoordelijkheid leren nemen, en hierbij fouten maken, maakt deel uit van opgroeien. Bovendien hoeft een kind doorgaans niet tegen zichzelf in bescherming te worden genomen, ook al is de neiging om dit te doen soms groot. Dit geldt voor zowel ouders als voor scholen en overheden: laat het kind vrij zijn om te spelen en zichzelf te vormen. Hoe kijkt u hier tegenaan? Laat het ons weten op onze social media!
Auteur: Jon en Thom Roozenbeek